Door Harry Schipper – De gemeenteraden van zowel Harderwijk, Ermelo als Zeewolde konden én kunnen niet goed controleren of Meerinzicht wel goed de haar toebedeelde taken uitvoert.
Tot die opvallende conclusies komen de twee rekenkamercommissies Ermelo-Harderwijk en Vallei en Veluwerand in hun gezamenlijke rapport ‘Rekenkameronderzoek Meerinzicht’.En al zeggen medewerkers van Meerinzicht dat het zeker wel zo is, het is feitelijk niet goed meetbaar of de drie gemeenten hun taken efficiënter en goedkoper kunnen uitvoeren met of zonder Meerinzicht als uitvoerende instantie
Meerinzicht bestaat al flink wat jaren als het samenwerkingsverband waarin de gemeenten Zeewolde, Ermelo en Harderwijk gaandeweg steeds meer gemeentelijke taken stopten om uit te voeren. Doel ervan was aanvankelijk om bedrijfseconomische voordelen en kwaliteitsvoordelen te behalen, maar is nu vooral om de dienstverlening richting inwoners naar een hoger niveau te tillen. De drie gemeenten werken samen op gebieden als zorg, werk en inkomen, jeugdhulp en leerlingenzaken, maar ook als het gaat om zaken als belastingen, facilitaire dienstverlening, financiën, gebouwenbeheer, HRM, informatisering en automatisering, communicatie, juridische zaken, geo-informatie en inkoop.
De twee Rekenkamercommissies, die een omvangrijk en onafhankelijk onderzoek hebben uitgevoerd naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de samenwerking binnen Meerinzicht, vroegen zich af of de uitgangspunten die ooit waren afgesproken, in de praktijk ook worden behaald. Mag ook wel, want er werken inmiddels meer dan vijfhonderd mensen, aangestuurd door twee directeuren en zo’n twaalf managers. De gemeenten betalen er gedrieën jaarlijks zo’n 35 miljoen euro aan, volgens een verdeelsleutel die hoofdzakelijk is gebaseerd op het inwonertal van elke gemeente. Het meeste geld daarvan, dik 25 miljoen euro, gaat op aan salarissen.
De Rekenkamercommissies zien dat er hard wordt gewerkt bij Meerinzicht en ook dat ze daar hun best doen om de organisatie helderder te krijgen met voor iedereen een duidelijke rolverdeling. Maar ze concluderen dat het niet vast te stellen valt of de gemeenten dankzij Meerinzicht nu meer uitvoeringskracht hebben gevonden dan wanneer zij individueel verder waren gegaan. Er ontbreken concrete doelstellingen en indicatoren.
Dat is ook precies de reden waarom de gemeenteraadsleden van alle drie de gemeenten de informatievoorziening van en over Meerinzicht ‘niet als adequaat’ ervaren. “Ze kunnen met de informatie die ze nu ontvangen maar beperkt hun rol als kadersteller en controleur vervullen”, stellen de onderzoekers vast. De onderzoekers hadden daarom wel verwacht dat er op dit punt wel een intensieve samenwerking op raadsniveau gaande was, maar ook dat blijkt niet zo te zijn. Evenmin is er hierover geen samenwerking tussen de raadsgriffies die informatie over Meerinzicht met de gemeenteraden zouden kunnen doorspelen en delen.
Om wat aan de informatievoorziening te doen, stellen de drie colleges van burgemeesters en wethouders voor om na de verkiezingen de raadsleden met gezamenlijke workshops over Meerinzicht beter toe te rusten op hun kaderstellende en controlerende functies. Ze willen verder na de raadsverkiezingen met de nieuwe raden in gesprek om een oplossing te vinden voor de onvoldoende ervaren informatievoorziening over Meerinzicht.