Anders denken en doen in de jeugdhulp in Ermelo en Harderwijk moet lokaal gestuurd worden

De Rekenkamercommissie (RKC) Ermelo-Harderwijk heeft tot eind 2019 onderzoek gedaan naar de jeugdhulp in beide gemeenten. De belangrijkste vraag is of het beleid en de realisatie van de jeugdhulp in Ermelo respectievelijk Harderwijk effectief en efficiënt is. 

De conclusie is dat de overgang naar de gemeenten voor een aanzienlijk deel goed geregeld is, maar dat de beoogde kwalitatieve omslag in denken en werken (de transformatie) nog vorm moet krijgen.

Dit vraagt bij uitstek sturing op lokaal niveau op netwerken rondom gezinnen. De gemeenten staan hiermee nog maar aan het begin.
 
Sinds 2015 is de jeugdhulp de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Dit was een grote systeemverandering en de afgelopen jaren hebben de gemeenten hard gewerkt om de jeugdhulp te organiseren. Tegelijkertijd hebben veel gemeenten onvoldoende geld voor jeugdhulp.
 
De organisatie van de jeugdzorg is complex. De RKC heeft deze in beeld gebracht; er wordt met veel partijen samengewerkt en informatie moet worden uitgewisseld. De lokale overheid wil zowel regisseur als gelijkwaardige partner zijn; tegelijkertijd trekt de gemeente financieel aan de touwtjes. Verder grijpt het Rijk in en verwacht op onderdelen regionale samenwerking.
 
De RKC heeft geconstateerd dat alle energie is gericht geweest op de transitie van de jeugdhulp en op het goed inregelen van de hulp (het “hoe”). Colleges en allerlei partners hebben veel voor elkaar gekregen. En voortdurend wordt gewerkt aan de verbetering van rapportages en monitoring.
 
Veel rondom de jeugdhulp in Ermelo en Harderwijk is regionaal geregeld en georganiseerd. Van beleid, toegang, inkoop tot de financieel-administratieve afhandeling. Dat is heel handig en efficiënt, maar de lokale grip op de jeugdhulp komt in de verdrukking. Dat komt doordat er veel focus heeft gelegen op de inrichting van alle processen en de beheersing daarvan en de raden daar weinig over zijn geïnformeerd. Belangrijker is echter dat de focus op het “wat” (de maatschappelijke effecten) verloren raakt net als de vraag of die andere manier van werken en denken (de transformatie) van de grond komt. Dit zijn wat de RKC noemt de onbedoelde effecten van teveel focus op de inrichting en beheersing van nieuwe taken en processen, die ook nog eens een keer zonder uitzondering allemaal regionaal zijn opgepakt.
 
Het gevolg is dat de raden nog weinig grip op de jeugdhulp ervaren, zowel op het “hoe” (geld, prestaties) als ook op de transformatie en wat de ambities van de gemeenten zijn (het “wat”).
Daarom concludeert de RKC dat de fase van transformatie van de jeugdhulp nog veel aandacht moet krijgen. Zij heeft aanbevelingen gedaan om daar bij te helpen en richting te geven aan de ontwikkeling van de jeugdhulpverlening. In hoofdzaak komt het neer op drie adviezen:
 
Richt de lokale sturing in op de andere manier van denken en doen en de te bereiken maatschappelijke effecten in
Naast regionale beleidsdoelen en afspraken doen de gemeenteraden er goed aan een lokale vertaalslag te maken om aan te sluiten bij de lokale samenleving en specifieke noden en behoeften in de gemeente. Bepaal het lokaal en werk regionaal samen om de lokale uitvoering te faciliteren. Op dit moment is de volgorde andersom. De gewenste transformatie van de jeugdhulp (anders denken en anders doen) is iets dat bij uitstek op lokaal niveau vorm moet krijgen en regionaal gefaciliteerd kan worden. Op transformatiedoelen en –afspraken dient bij voorkeur lokaal (door de gemeente) te worden gestuurd omdat het een gedragsaanpassing vraagt in de professionele en informele netwerken rondom de gezinnen en jeugdigen.In Harderwijk is er wel een lokale uitvoeringsagenda, maar deze is gebaseerd op regionaal bepaalde ambities. In Ermelo is die vertaling niet gemaakt. Zo is de inkoop van jeugdhulp volledig regionaal georganiseerd en wordt de uitvoering door Meerinzicht verzorgd. Voor de gemeenteraden is het daardoor lastig om een lokale vertaalslag te maken en sturing te geven.
 
Bepaal duidelijke lokale ambities en kwalitatieve doelen met bijpassende informatie
Over de realisatie van transformatiedoelen en de gemeentelijke (weliswaar regionaal bepaalde) doelen is weinig bekend. Daardoor wordt er te weinig (bij)gestuurd op de kwalitatieve transformatiedoelen. Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en Meerinzicht rapporteren alleen over de uitvoering van de wettelijke jeugdhulptaken. Sterker gezegd: de gemeenten hanteren geen eigen doelen anders dan het uitvoeren van de Jeugdwet (zie onder 1).
 
De informatie over de doelen en prestaties moet bovendien op elkaar aansluiten: de waardering door de cliënten, de beschikbare middelen en de inzet daarvan, de ontwikkelingen in de vraag, de mogelijke combinaties van hulp (als er diverse vragen over een jongere of gezin naast elkaar worden gesteld, zorg voor integrale hulp en afstemming daaromtrent). Zorg ervoor dat de raden goed kunnen volgen wat er met het geld gebeurt en wat vooraf was afgesproken.
 
Netwerksamenwerking en -sturing in plaats van ketensamenwerking
Ga uit van netwerksamenwerking op basis van gelijkwaardigheid tussen de partners in plaats van ketenzorg en organiseer de zorg dan ook op die wijze. Nu is sprake van een organisatie van het jeugdhulpveld als keten waarin elke betrokken actor zijn of haar opdracht uitvoert, vaak volgtijdelijk. Dat staat haaks op netwerksamenwerking, aanbevolen door kennisinstituten en wetenschappers voor effectief jeugdbeleid, waarin gezamenlijk in een netwerk aan een doel of werkwijze wordt gewerkt. Beide gemeenten zien het CJG als belangrijkste en laagdrempelige toegang voor de jeugdzorg.

Deze organisatie is in staat gebleken om lokaal en regionaal een zorgnetwerk te bouwen. Bovendien is het CJG bereid om de hulpvraag centraal te stellen en niet het aanbod. Maar dat is niet uitsluitend een werkwijze die het CJG moet toepassen, ook belangrijke partners als scholen, huisartsen, jongerenwerkers en natuurlijk de jeugdhulpaanbieders dienen op die wijze te werken. Bovendien vraagt het dat al deze professionals, maar ook vrijwillige en informele helpers, zich als een netwerk rondom de jeugdigen en gezinnen gedragen. Op die plekken en momenten die er voor de jeugdigen en gezinnen ertoe doen. Dus op school, op straat, op de sportvereniging en thuis. Dat vraagt wel om andere vormen van samenwerking, sturing en verantwoording, ook aan de raad. Ook moeten duidelijke afspraken worden gemaakt over de rol die iedere organisatie in een dergelijk netwerk vervult (inkoop van zorg, de rollen in het netwerk, de financiering en de publieke verantwoording).

Raad
De gemeenteraden van beide gemeenten wordt gevraagd een besluit te nemen over het al dan niet overnemen van de aanbevelingen.